naar de wasserij

Het zat al zo lang in het vat. Ooit vertelde Koen me trots dat hij zelf werk had geregeld in de wasserij en na een tijdje werd dat werk (in de ochtend) uitgebreid met de middag. Koen was er trots op. We spraken af dat ik een keer naar Venlo zou komen om een reportage te maken van zijn werkzaamheden.  Dat gebeurde op vrijdag 7 juli.
De mentor van Koen bezorgde me een contactpersoon en zij werd de verbindingsvrouw met de mensen van de wasserij. Dat verliep prima. Ikzelf heb een aardig iemand ontmoet die ik nog niet heb gezien. Doet niks af aan het feit dat onze samenwerking prima was en prettig verliep. Mijn bezoek werd enkele keren uitgesteld en in de tussentijd kregen we de mededeling dat het aantal dagdelen dat beschikbaar was voor activiteiten voor de bewoners van de Witte Steen zou worden verminderd. . Met deze maatregel werd het aantal dagdelen op de wasserij voor Koen teruggebracht van twee naar 1. Alleen de vrijdagochtend blijft over. De organisatie moet keuzes maken.

Aangebeld bij Koen en die zat al klaar. Op weg naar de uitgang keek ik even op het prikbord. Daar hing een reclamebordje van een wasserij Joli.
  Dus ik vroeg aan Koen: gaan we daar naar toe? Nee, dat was een concurrent.
1.
Dus verder naar de eigen wasserij.

Oh nee, eerst nog even dit. Zie je dat bordje?
 21.2Dat gaan we zien. 20

Om 09.00 uur togen we naar het gebouw van de wasserij.


 14

De wasserij is vlakbij. Op een pleintje waar meer voorzieningen zijn ondergebracht.
  9
 13.2
ós Washoës. 100% Witte Steen

Ter toelichting: deze wasserij is alleen voor de bewoners van de Witte Steen. Niet voor andere afdelingen van de Zorggroep en ook niet voor de ‘algemene was’.
De wasserij draait drie dagen in de week. Per dagdeel zijn er vijf bewoners aan het werk. Er is vaste begeleiding van een medewerker en een vrijwilliger.


Vandaag had iemand anders dat gedaan maar Koen heeft eerder ’s morgens vroeg al de was opgehaald in de andere appartementen. Daar is een speciale kar voor en daar is dan weer een speciale  pen voor op de rolstoel gemaakt. De kar wordt gevuld met de tassen met vuile was van de bewoners.  25

De was wordt gesorteerd en in kratten gedaan
  dat doet een medebewoner van Koen.

En dan is er koffie. Het hoogtepunt van de ochtend. Zo benoemde Koen het tenminste toen we over de wasserij begonnen. Samen om de grote tafel. Met wat lekkers erbij.

Nou, dat dachten we. De bekertjes waren op. Gelukkig heeft Koen ervaring opgedaan met koerieren tussen het restaurant en de bewoners en dus was dit probleem snel opgelost. Even op en neer naar het Activiteitencentrum waar we natuurlijk weer oude bekenden tegenkwamen, maar ja, waar kom je die met Koen niet tegen. Het lijkt erop dat iedereen op het complex, dat toch niet klein is, Koen wel kennen.
  50
En dan is er toch koffie.

 47.2


Maar nu aan het werk.

De belangrijkste taak van Koen is het leeghalen van de wasmachines. Even goed taxiën om in de goede positie te komen – dat is echt nodig - en dan kan de was worden uitgehaald. Best een zware klus, want helemaal perfect zit Koen er natuurlijk niet voor.  


 62.2

 65.2

 




Maar uiteindelijk: klus geklaard. Nu kunnen de sokken bij elkaar worden gezocht worden. Dat doet Koen ook.
 en dan kan de was gevouwen worden.
Het komt wel eens voor dat er een label ontbreekt of kwijt geraakt. Dan maken ze daar ter plekke een nieuw.



Tussendoor gebeurt er een aantal werkzaamheden. Zoals het vullen van de zeepkuipjes. Keurig op een plateautje voor de volgende was. Koen kan dit werk niet doen; daar heb je echt een goede fijne motoriek voor nodig.



Een activiteit die Koen wel kan doen is vouwen van shirts. Daar hebben ze een speciale mal voor. De flappen vouw je in en uit. Ik hoop dat jullie snappen hoe het werkt; ikzelf heb het die ochtend niet gezien.
  30.2

Overigens kunnen de bewoners die daartoe in staat zijn zelf hun was komen ophalen en vouwen in de wasserij.


Om verder te voorkomen dat er was kwijt raakt hebben ze een rek gemaakt en daar hangen labels aan met de namen van alle bewonders van de Witte Steen. Dat label gaat met de waspartij mee: het hangt aan de wasmachine en gaat mee naar de droogtrommel en daarna mee met de krat.

  68
Het werk verloopt goed georganiseerd.
 

Wat wil je ook met zulke medewerkers
Groetjes, ook van Koen

  70

Peetoom Alexander

De peetoom van mijn vader


Ik heb een nieuw familielid ontmoet. Iemand die ik tot nu toe niet kende en die ik onlangs aantrof. Van mijn voorouders van de familie Raaijmakers weet ik niet zoveel als van die van de familie Musters. Dit heeft ook te maken met het feit dat mijn opa van vaders kant enkele maanden voordat ik geboren werd is gestorven. En mijn vader Sander was niet zo bezig met zijn voorouders.
Mijn vader had natuurlijk wel een peetoom en volgens oud gebruik had deze peetoom dezelfde naam. Mijn vader Alexander was wat ze noemen ‘vernoemd’ naar deze oom Alexander. Maar ik kende deze oom niet. Tot…..

ik kortgeleden het tijdschrift Tijding 2022-3 in handen kreeg, de kroniek van de Heemkundekring Het Zuidkwartier. Daarin komt een zekere Alexander ‘Sander’ Raaijmakers in beeld in de schitterende artikelenreeks van Louis Minnebach ‘Cafés in Woensdrecht en Hoogerheide (1900-1940)’.

Deze Sander leefde van 1870 tot 1940. Mijn belangstelling was gewekt omdat hij van de generatie was van mijn opa Jacobus Raaijmakers en omdat deze familienaam niet heel veel voorkwam in Ossendrecht. Toen ik in Tijding las dat hij getrouwd was met Maria Louisa de Vreng, Wies, kon ik hem een plaats geven in onze familiestamboom, want deze naam was ik eerder tegengekomen.
Alexander werd in de volksmond ‘Sander de Taaie’ genoemd. Hij was een broer van mijn opa Jacobus Raaijmakers en dus durf ik er gif op in te nemen dat deze Alexander, de Taaie, de peetoom was van mijn vader Alexander die in 1910 werd geboren.

Ik zal wat over peetouders vertellen.
Het verschijnsel peetoom en peettante hoort in de rooms-katholieke traditie. Als er een kind werd geboren gingen de ouders op zoek naar een peetoom en een peettante. Dezen spelen een belangrijke rol bij de doop en ze hebben een speciaal plekje in het leven van het kind. Het zijn familieleden of goede vrienden die daarvoor worden gevraagd. Vaak is de peetouder een oom of tante of een van de grootouders van het kind, maar dat hoeft niet; je kunt ook vrienden vragen, mensen buiten de familieband.
Peetouders zijn de getuigen bij de katholieke doop en tijdens de doop beloven ze eigenlijk hun steentje bij te dragen aan de opvoeding van het kind. In mijn familie werd over die rol niet gesproken; die was vanzelfsprekend. Het ging meer om een gevoel van betrokkenheid. Dat was genoeg.
De peetouders werden in het doopregister van de kerk opgenomen en ze werden genoteerd in het trouwboekje van de ouders

Leuk detail is dat mijn opa Jacobus, de broer van Sander de Taaie, ‘de groffe Raaij’ werd genoemd, waarschijnlijk omdat hij een kleine schriele man was.

Deze informatie staat ook al elders op deze website maar ik herhaal het even voor de podcast.
Ik heb de informatie over de bijnaam ‘de groffe Raaij’ uit overlevering. Mijn vader en zijn broers woonden op Calfven bij Ossendrecht en zaten in het dorp op school. Als ze naar huis gingen liepen ze door de Pottenbergen, een bos. Op een slechte dag troffen zij daar een man aan die zich aan een boomtak had verhangen. De man werd blijkbaar door de kinderen Raaijmakers ontdekt. Wat mij is bijgebleven is dat mijn vader vertelde dat er bij de kermis in Ossendrecht een liedje werd gezongen waarvan ik me de volgende woorden herinner: ‘de mannen van de groffe Raai, die zagen al dat gezwier en dat gezwaai’.

Terug naar Sander ‘de Taaie’. Alexander en zijn vrouw Wies exploiteerden een cafe De Gele Koepel op de Ossendrechtseweg.
Zij kochten dat in 1898 en sloopten het om een nieuw huis te bouwen met een cafe erin. De Gele Koepel is een rustig cafeetje; het was geen drukke weg, soms was er wel wat klandizie van mensen die met de tram langs kwamen, aldus Tijding.
Sander en Wies stapten in 1917 over naar cafe In de poelier aan de drukkere Putseweg. Zeven jaren zullen ze de zaak runnen en in 1924 vertrekken Alexander en Wies naar Rotterdam om daar een ‘water- en vuurzaak’ te beginnen. Een fenomeen dat wij nu niet meer kennen.

Het is een winkel waar je – het woord zegt het al – water en vuur kon kopen. Ze waren er vooral in de grotere steden. De mensen kochten daar heet water dat op een vuur werd opgewamrd. Ook haalden mensen in een blikken bus gloeiende/smeulende kooltjes om de eigen kolenkachel aan te maken of om in de stoof te doen voor lekkere warme voeten. Tot halverwege de vorige eeuw kwam er in veel stadswoningen geen warm water uit de kraan. In een teil of emmer kon je dan voor één of twee cent warm water halen bij de water- en vuurwinkel om de was te doen en voor gebruik in huis. Later kon je er ook lampolie kopen. Tot de tweede wereldoorlog was het een gewoon verschijnsel. Daarna kregen steeds meer huizen een betere keuken met petroleum en gas. Eerst gas uit flessen en daarna uit Groningen.

Hier zijn ze: peetoom Sander en Wies.

    foto's: Tijding 2022-3

 

Ik heb over deze ome Sander, peetoom, een podcast gemaakt voor de familie:

De kwartierstaat van mijn vader Sander heb ik aangepast. Die staat bij: Ouders-->Alexander Raaijmakers.

Naar aanleiding van dit water- en vuurverhaal ben ik bezig nog wat dingen uit te zoeken over mijn familie en over Ossendrecht. Als het klaar is maak ik een nieuwe podcast en een nieuwe tekst voor de website.


Louis januari 2023

 

 

 

 

 

 

 

 

 

kwartierstaten

Kwartierstaat Isabella Wierckx, mijn oma van moederskant.

 

 

De kwartierstaat van Aloysius (Louis) Musters. Mijn opa van moeders kant

Altaaroffer


Deze 1e druk van Altaaroffer is een familie-editie. 
Ik wilde per se op papier zetten wat we allemaal al gevonden hebben over Anselmus. We verwachten nog nieuwe informatie maar ik weet niet hoe lang dat nog duurt.
Toen ik bedacht dat ik in elk geval het verhaal voor onze kinderen en kleinkinderen wilde uitgeven, kwam het idee bij me op van deze voorlopige 1e druk. Wordt dus vervolgd.

Er staan ook herinneringen in uit de tijd dat ik als kind in dat kleine katholieke dorp Nieuw Borgvliet woonde. Het is nog maar een jaar of zestig geleden en wat ziet de wereld er nu anders uit. We hadden thuis een radio, het enige elektrische ding      naast het licht en de wasmachine. Maar wat hadden we buiten veel ruimte.

Hopelijk vinden de lezers het ook interessant om te lezen hoe klein en eenvoudig wij woonden met ons gezin en met mijn opa en opoe die bij ons kwamen inwonen en hoe het katholieke geloof de baas over ons speelde, thuis en op school.

Ik was ook benieuwd hoe het boek er uit zou zien. Het is een soort try-out. Het is nog niet helemaal in balans; ik wil er nog in veranderen maar daar kan ik nu op mijn gemak mee aan de slag.
 
april 2022

    

 

Enkele fragmenten:


Inhoudsopgave

Voorwoord

Hoofdstuk 1. Arbeidsmigranten. Van Ossendrecht naar Duitsland en weer terug.

Hoofdstuk 2. Wijze les. Jeugd in Ossendrecht.

Hoofdstuk 3. Een geheugen als een olifant. Antoon gaat naar het seminarie.

Hoofdstuk 4. Verkeerde keuze? Van Haastrecht naar Gent en van Gent naar Rome.

Hoofdstuk 5. Anselmus’ eeuwige stad. Studeren in Rome.

Hoofdstuk 6. Anselmus heet Dutchpa. De Rome Escape Line.

Hoofdstuk 7. Altaaroffer. Arrestatie in Santa Maria Maggiore.

Hoofdstuk 8. Les uit het verleden. Op transport en Anselmus’ ontsnapping.

Hoofdstuk 9. De erkenning. Rome na de oorlog.

Hoofdstuk 10. Groot feest in Ossendrecht. Van Rome naar Gent.

Hoofdstuk 11. Een nauwe band en een breuk. Zwitserland.

Hoofdstuk 12. Voluit leven tot het eind. Duitsland.

Slotakkoorden.
     Martelaarschap

     Verhevenheid.
     De kerk, de pastoor en de gezinsplanning.
     Slotwoord.

Bronnen

 

 

Hoofdstuk 1. Arbeidsmigranten.
Van Ossendrecht naar Duitsland en weer terug.

 

     Het dorp Ossendrecht begin 20e eeuw. In de Sint Gertrudiskerk vindt op 6 september 1904 de kerkelijke huwelijksvoltrekking plaats van Louis Musters en Isabella Wierckx. Pastoor Wijtvliet was voorganger. Een paar uur eerder waren ze naar het raadhuis gegaan voor hun wettelijk huwelijk. In die tijd was dat laatste een verplichte bijkomstigheid; het kerkelijk huwelijk was belangrijk, dat was waar het om ging. In de kerk verschenen bruid en bruidegom in hun trouwkleren en familie en vrienden kwamen natuurlijk in hun goeie goed. Het was ook de plechtigheid waar veel genodigden en andere kerkgangers naartoe kwamen en pas na de kerkdienst was er feest.

     Bijkomstigheid of niet, het trouwen voor de wet was toch ook plechtig, er kwamen officiële papieren aan te pas en de echtelieden kregen er hun trouwboekje. Daar stonden niet alleen hun eigen gegevens in maar later zouden daar ook, direct na de geboorte, hun kinderen in worden opgenomen. In het geval van Louis en Isabella had de voltrekking zeker een plechtig tintje want burgemeester Theuns zelf speelde de rol van ambtenaar van de burgerlijke stand; en de burgemeester, dat was iemand.
Louis en Isabella hadden voor hun burgerlijk huwelijk vier getuigen meegebracht.  
- Johannes Baptist Musters, broer van opa Louis. 35 jaar oud en karreman van beroep. 
- Johannes Franciscus Wierckx, broer van Isabella, 26 jaar oud, arbeider van beroep.
- Loudivicus de Beukelaar, 58 jaar oud, broodbakker van beroep.
- Franciscus Petrus Timmermans, 54 jaar oud, kleermaker van beroep.
In het burgerlijk trouwboekje staan de handtekeningen van deze getuigen. Natuurlijk ook die van Louis en Isabella en van Joanna Catharina de Craen, de moeder van Louis, en van de moeder van Isabella, Johanna Catharina Roelans. Louis staat benoemd als landbouwersknecht, Isabella als fabrieksarbeidster. 

Het verhaal van het gezin Musters-Wierckx kon beginnen en hiermee ook het bijzondere levensverhaal van Anselmus, hun zoon.

In die tijd was het huwelijk gericht op het stichten van een gezin en de geestelijkheid hield de vinger aan de pols met familiebezoeken; ze kwamen vragen hoe de vlag ervoor hing bij het verwekken van een kind, of het al een beetje opschoot.
Op 18 augustus 1905 werd hun eerste kind geboren, een zoon. Ze noemden hem Janus, Adrianus volgens de aangifte. Die naam kreeg hij bij zijn doop in de kerk.
De doop vond bij voorkeur plaats op de dag van de geboorte zelf of een dag erna. Want stel dat het kind zou sterven. Een niet gedoopt kind mocht namelijk niet begraven worden op gewijde grond en dat betekende dat het zieltje niet naar de hemel ging. Babysterfte lag in die tijd natuurlijk altijd op de loer. Waarschijnlijk was Isabella niet bij de doop aanwezig omdat zij nog in het kraambed lag.

 Adrianus is een voornaam die in de familie Musters en Wierckx vaak voorkomt. Natuurlijk was kleine Janus vernoemd naar een oom of een opa met dezelfde naam: de peetoom……..



Hoofdstuk 4. Verkeerde keuze?
Van Haastrecht naar Gent en van Gent naar Rome.

………     De jaren ’30 was een periode die voor mijn moeder Lieske minder leuk was. Dat heeft ze wellicht toen niet laten merken, later wel. Ik sprak Jac van den Bussche, een ooggetuige op leeftijd die in 1945 aanwezig was geweest bij de officiële heilige Mis van Anselmus. Hij was als jongen van vijftien lid van het kerkkoor en had een uitstekend uitzicht op de dienst, de rituelen en de mensen. (zie hoofdstuk 10)
     Jac vertelde dat hij direct een beeld voor ogen kreeg van toen op het moment dat ik hem belde voor een afspraak.

     Het was kermis. Daar liep iedereen voor uit, ook mensen uit de omliggende dorpen kwamen naar ‘Ossendrechtse kermis’. De cafés waren natuurlijk allemaal open, het orgel draaide en er werd gedanst. Louis, Isabella en Lieske waren er ook. Maar niet om mee te feesten. Ze keken rond en Jac herinnerde zich dat ze voor een café stonden en naar binnen keken maar niet naar binnen gingen. Ze gingen nergens naar binnen. Was dit vrome trio, met een bijzonder imago van diepgelovigheid, zodanig sociaal gekneveld dat ze het zich niet konden veroorloven het café in te gaan met de kermis? Of hadden ze onvoldoende geld om het aan kermisplezier uit te geven. Alle drie hadden ze een inkomen, maar het is waarschijnlijk dat de studie van de drie jongens daar een groot deel van opslokte.

     Jac was in de jaren ’50 een keer op bezoek geweest in mijn ouderlijk huis en bij die gelegenheid onthulde Lieske dat ze het in haar jonge jaren niet altijd leuk had gehad. Ik denk dat ze veel moest werken en dat ze weinig ruimte kreeg om te gaan stappen en uit vrijen te gaan. Niet naar het café met de kermis maar bijdragen aan het gezinsinkomen. Bovendien: wat zouden de mensen wel niet zeggen. Lieske zelf was daar ook wel gevoelig voor, dat is ze altijd gebleven. Dus accepteerde ze de situatie, maar kwam ze er later met weemoed op terug. Net als op haar gemiste opleidingskansen. Gelukkig wist Jac zich ook iets moois te herinneren: hij zag Sander, mijn vader, met de fiets door Ossendrecht rijden in de tijd dat Lieske en hij verkering hadden…... 

 

Hoofdstuk 7.  Altaaroffer.
Arrestatie in Santa Maria Maggiore.


     Wat er is gebeurd bij de arrestatie van Anselmus op 1 mei 1944 en tijdens de verhoren door de nazi’s in de gevangenis van Via Tasso weten we allereerst uit zijn eigen dagboekaantekeningen, een document dat hij ons heeft nagelaten. In hoofdstuk 6 stond al de inleiding.
     Hij schreef zijn aantekeningen in het Frans. De tekst hieronder is een vertaling van dat document dat ik vond in een oude doos met teksten, kladjes, briefjes en aantekenboekjes. We kregen die doos na de dood van Anselmus in 1986 van mijn moeder Lieske via de huishoudster van Anselmus, Elvezia Bellomo.

     Ik ben priester en Nederlander. Elk van deze twee feiten geeft meer dan voldoende reden om de werkzaamheden uit te leggen die mijn verblijf in Via Tasso hebben veroorzaakt; het gaat over de geallieerde ex-krijgsgevangenen, zo’n beetje overal verspreid, zonder onderdak, zonder geld, uitgehongerd, gedwongen zich te verbergen om niet opnieuw opgepakt te worden door de Duitsers. Ik ben met dat werk al begonnen in de zomer van 1942 in Montereale (prov. Aquila) waar ik toen op vakantie was. Daar vlakbij, in Poggio Cancelli, was een krijgsgevangenenkamp geweest en veel andere gevangenen die uit het noorden kwamen, kwamen daar voorbij, verder trekkend door de bergen op weg naar de geallieerde linies.
     Teruggekomen in Rome in de herfst, ging ik met het werk door, geholpen door goede vrienden. Na kerstmis was alles gemakkelijker vanuit materieel oogpunt bezien, want ik was in contact gekomen met Mgr. O’Flaherty, en door hem, met de organisatie van Mr. Derry.
     Begin maart waarschuwde Mgr. O’Flaherty mij dat ik gezocht werd door de SS, waar mijn doen en laten gemeld was. Zonder de zaak al te ernstig te nemen, ging ik rustig met het werk door, bij alles wat voorzichtiger manoeuvrerend, er vooral voor zorgend dat ik namen noch adressen bij me droeg die belastend konden zijn.
     Ondanks mijn voorzorgsmaatregelen lukte het de SS me op te pakken, maar dat gebeurde pas de 1e mei.
     In de namiddag ging ik naar de ex POW (prisoner of war. lr) Carel Schwabe die ondergedoken was op Via Cavour. Rond half zeven wilde ik daar terug naartoe gaan omdat ik er nog twee anderen moest onderbrengen. Toen ik uit tram 16 stapte bij Piazza S. Maria Maggiore om de Zwarte Lijn te nemen, kwam een agent van de SS (in burger) bij me lopen (ik besefte achteraf dat hij me reeds in de bus en de metro gevolgd was) en vroeg me om mijn papieren.
     Direct realiseerde ik me de ernst van de situatie, want ik had de agent herkend. Het was dezelfde die me begin maart al naar mijn papieren had gevraagd (toen had hij me laten gaan, want mijn identiteitskaart van het Vaticaan had enige indruk op hem gemaakt) en die had staan posten voor ons college enkele dagen eerder. Deze keer zou hij me niet laten ontsnappen. Maar hoe dan ook was het nodig hem af te leiden. Dus antwoordde ik dat ik graag bereid was hem mijn papieren te laten zien, maar liever op de trappen van de basiliek en niet op het plein om te voorkomen dat de nieuwsgierigheid van voorbijgangers zou worden gewekt.

     Natuurlijk begreep de agent direct mijn bedoeling…..

……….

…… Anselmus noemde in zijn dagboekaantekeningen de aanwezigheid van een vrouw bij een van zijn verhoren. Dat was op 2 mei 1944. Hij hoorde ineens Nederlands spreken door de enige aanwezige vrouw en ze vertelde in Nederland nog nooit van de naam Musters te hebben gehoord.

     Deze vrouw, Helene Louise ten Cate Brouwer, is een intrigerende, bedenkelijke figuur met een bijzondere rol in het verhaal van Anselmus. Zij was getuige van enkele verhoren die Anselmus moest ondergaan en haar Britse dossier is voor ons een bron, een formele getuige, van de gevangenschap van Anselmus in Via Tasso en de ondervragingen door de nazi’s.
Ten Cate Brouwer, alias Gerda Hoffmann, alias Helene de Bruyn, alias Anneke van Tuyll was een Nederlandse vrouw die in Rome de maîtresse werd van Herbert Kappler.  Deze ‘Leidse Mata Hari’ (16) werd in 1914 geboren in Alphen a/d Rijn. Zij werd een Nederlandse spionne maar toen zij door de Duitsers werd opgepakt veranderde zij van richting. In augustus 1943 volgde zij een opleiding voor spionnen en geheim agenten in dienst van de nazi`s. Als Duitse spionne en als dubbelspionne werkte zij onder verscheidene namen zoals genoemd. (4).
Op 3 augustus 1943 kreeg zij een paspoort op naam van Anneke van Tuyll en vervolgens vertrok zij eind 1943 naar Rome waar zij als secretaresse ging werken op het kantoor van Herbert Kappler, de bevelvoerder van de Sicherheitspolizei en van de Sicherheitsdienst in Rome. Ze werd ook zijn maîtresse…….

……….

…..Vaak hebben we ons afgevraagd wat er achter de schermen in het Vaticaan is gebeurd. We wisten uit een enkele verwijzing dat er diplomatiek overleg had plaatsgevonden naar aanleiding van de arrestatie van Anselmus. Dat weten we sinds september 2020 eindelijk zeker en ook hebben we nu een idee van de druk die op dit overleg rustte.  Uit het boek Het Bureau van Johan Ickx (18), uit hoofdstuk 16, weten we nu wat zich afspeelde in de kringen rond paus Pius XII en hoe er op hoog niveau diplomatiek overleg was tussen het Vaticaan, de nazi’s en in het bijzonder de Duitse ambassade. Ik beschrijf hieronder de inhoud van dit hoofdstuk; de cursief gedrukte citaten komen uit mijn vertaling van dit hoofdstuk.

“Het is 1 mei 1944, de geplaveide straten werden herboren in de lentezon, de ruïnes van het keizerrijk uit vroeger tijden werden wakker uit de winterslaap en verwelkomden een nieuw leven. Jonge groene wortels zochten een plek om door te breken in de spleten van de antieke bakstenen muren en nieuwe knoppen komen op. Rome is nooit zo mooi als in de glorieuze meimaand.
Toch hing er een donkere wolk boven de stad……

 

Hoofdstuk 8.  Les uit het verleden.
Op transport en Anselmus’ ontsnapping.

     .....Na wekenlange verhoren werd Anselmus op de trein gezet richting Duitsland, met als eerste tussenstop Florence. Anselmus vertrok met zijn medegevangenen in vier wagons naar het noorden. Althans, dat is de lezing van de krant Avanti(21). Anselmus zelf zegt dat hij op een bus is gezet: 3 juni ’s avonds. “We vertrekken per bus naar Duitsland, allen als ‘vrijwillige arbeiders’”. Dit gegeven hoeft nog niet in strijd te zijn met de vier wagons. De voor de hand liggende toedracht lijkt toch te zijn dat ze met een bus naar een station in Rome zijn gebracht…...

…………

……Deze laatste toedracht sluit het nauwst aan bij de versie van het ontsnappings-verhaal dat in onze familie is overgeleverd. Anselmus vertelde ons nooit over zijn oorlogsverleden maar opa Louis en mijn moeder Lieske vertelden wel eens details die later flarden zouden blijken van zijn vluchtverhaal.
Anselmus was op transport gesteld en voor een nacht ondergebracht in een gebouw. Er was een raampje, waarschijnlijk een WC-raampje, een half maantje, vertelde mijn moeder. Anselmus heeft dit bekeken en opa Louis en mijn moeder Lieske koppelden diens inschatting aan het voorval dat ik in hoofdstuk vier beschreef, namelijk dat hij in Ossendrecht als jongetje had ervaren dat je met je hele lijf door een gat kunt als je er met je hoofd doorheen kunt. We weten inmiddels ook dat hij er fysiek heel slecht aan toe was, zonder twijfel zo mager als een lat.
Roekeloos, zonder te weten waar hij terecht zou komen, heeft hij zich volgens deze familieoverlevering door het raampje gewrongen en heeft zich laten vallen. Hij zou op een balkonnetje terechtgekomen zijn en dat is door een Italiaanse vrouw gezien. Zijn reddende engel. Zij heeft hem in haar slaapkamer binnengelaten en hem de volgende dag geholpen te ontvluchten uit het gebouw. Op naar Rome, via San Gimignano, waar een klooster was van zijn Augustijner broeders......

 

 

Hoofdstuk 9. De erkenning.
Rome na de oorlog.

  
 ……Op 2 september 1945 werd Anselmus met een speciale aanbeveling namens Zijne Koninklijke Hoogheid, de koning van Italië, uitgenodigd door de Luitenant-Generaal van het koninkrijk voor een besloten audiëntie in het Palazzo del Quirinale, een beroemd Renaissance paleis dat op de Quirinaalheuvel in Rome ligt. Hij kreeg het ridderkruis van de Orde van de Italiaanse Kroon.
Na de oorlog was Italië nog korte tijd een koninkrijk. De laatste koning was Umberto II. Deze heeft slechts een maand geregeerd en ging vrijwillig in de ban nadat het Italiaanse volk zich in 1946 bij referendum had uitgesproken voor een republiek en nadat zijn vader Victor Emanuel III kort daarvoor in de ban werd gedaan.

Member of the British Empire
     Ook werd Anselmus geridderd tot Member of the Britisch Empire…………..




Hoofdstuk 10.  Groot feest in Ossendrecht.
Van Rome naar Gent.


  ……..Hij kwam voor het eerst weer terug in Ossendrecht na zijn lange verblijf in Rome; een periode die – zoals ik schreef in hoofdstuk 8 - ongetwijfeld zeer ongewis was voor zijn familie. Zij waren ongerust geweest.
  Op zondag 18 november 1945 was het groot feest en tromgeroffel in Ossendrecht. Anselmus droeg zijn eerste officiële mis op in de Gertrudiskerk. Deze gebeurtenis haalde zelfs de landelijke pers.

In de lokale krant Brabants Nieuwsblad werd de plechtigheid aangekondigd, met de bijzonderheid dat hij in deze dienst geassisteerd zou worden door zijn twee broers Adrianus en Aloysius.
De Katholieke Jongeren Vereniging KJV, onder leiding van Dien Mous en Lenie van de Poel, had gezorgd voor een erepoort voor de kerk met slingers en kransen. Heel het dorp stroomde uit en trots stonden Louis, Isabella en Lieske daar na afloop voor de kerk. Ze zullen dit echt als een feest hebben ervaren.

Mijn authentieke ooggetuige Jac van den Bussche uit Ossendrecht, die ik noemde in hoofdstuk 4, enthousiast en actief lid van de heemkundekring Zuidkwartier en schrijver van veel historische publicaties over de regio, was aanwezig bij deze viering. Hij vertelde me dat behalve de lokale krant ook het parochieblaadje voor veel bekendheid had gezorgd voor deze dienst.
Het was wat men toen noemde een plechtige mis met drie heren, met vooraan de notabelen, waaronder burgemeester Vos de Wael, pastoor Verbunt en kapelaan Wijnen. Jac had een prachtig uitzicht op de gelovigen en de dienst. Dat kwam omdat hij lid was van het koor en het zangkoor (hier bedoel ik de fysieke plek in de kerk) een andere plaats had; niet naast het orgel, omdat dat kapot was geschoten in de oorlog. Zo zag hij alles van de ceremonie. De kerk was stampvol geweest en na de mis bleven veel mensen nog hangen om te feliciteren en met elkaar te praten. Na afloop gingen de genodigden en de notabelen naar het patronaat Onze Lieve Vrouw ter Duinen, ongetwijfeld voor een goedverzorgde koffietafel…….

……………….


…..Tussen 1946 en 1950 onderhield Anselmus intensief contact met mensen in Ossendrecht en met hen sprak hij ongetwijfeld veel over de zaligverklaring van Zuster Marie Adolphine. Hij schreef zelfs samen met Dien Mous een tekst voor een toneelstuk. Of in deze versie het stuk ooit is opgevoerd, is ons niet bekend. Later is vanuit de Ossendrechtse gemeenschap opdracht gegeven aan Louis Lockefeer een script te schrijven voor het openluchtspel dat tot nu toe regelmatig in Ossendrecht wordt opgevoerd. De eerste uitvoering vond plaats in 1951 en de hoofdrol werd vertolkt door Dien Mous. In 1979 is een nieuwe versie van het script gebruikt voor de opvoering.
     Anselmus was dus in de weer met de zaligverklaring. Op 2 oktober 1946 schreef hij een kort artikel in de krant De Stem over zuster Marie-Adolphine, over haar leven en haar marteldood in China. In dit artikel kondigde Anselmus de zaligverklaring aan op 24 november 1946 door paus Pius XII van Zuster Marie Adolphine haar zes “gezellinnen. Hij vertelde over plannen “om te komen tot een gezamenlijke bedevaart naar Rome”. (28). Hetzelfde artikel verscheen op 19 november 1946 in het Overijsselsch Dagblad. (29)
      Een uitgebreid artikel van hem over leven en dood van zuster Marie Adolphine verscheen in september 1946 in de Leidsche Courant. Over de zaligverklaring schrijft Anselmus……..
,