Peetoom Alexander

De peetoom van mijn vader


Ik heb een nieuw familielid ontmoet. Iemand die ik tot nu toe niet kende en die ik onlangs aantrof. Van mijn voorouders van de familie Raaijmakers weet ik niet zoveel als van die van de familie Musters. Dit heeft ook te maken met het feit dat mijn opa van vaders kant enkele maanden voordat ik geboren werd is gestorven. En mijn vader Sander was niet zo bezig met zijn voorouders.
Mijn vader had natuurlijk wel een peetoom en volgens oud gebruik had deze peetoom dezelfde naam. Mijn vader Alexander was wat ze noemen ‘vernoemd’ naar deze oom Alexander. Maar ik kende deze oom niet. Tot…..

ik kortgeleden het tijdschrift Tijding 2022-3 in handen kreeg, de kroniek van de Heemkundekring Het Zuidkwartier. Daarin komt een zekere Alexander ‘Sander’ Raaijmakers in beeld in de schitterende artikelenreeks van Louis Minnebach ‘Cafés in Woensdrecht en Hoogerheide (1900-1940)’.

Deze Sander leefde van 1870 tot 1940. Mijn belangstelling was gewekt omdat hij van de generatie was van mijn opa Jacobus Raaijmakers en omdat deze familienaam niet heel veel voorkwam in Ossendrecht. Toen ik in Tijding las dat hij getrouwd was met Maria Louisa de Vreng, Wies, kon ik hem een plaats geven in onze familiestamboom, want deze naam was ik eerder tegengekomen.
Alexander werd in de volksmond ‘Sander de Taaie’ genoemd. Hij was een broer van mijn opa Jacobus Raaijmakers en dus durf ik er gif op in te nemen dat deze Alexander, de Taaie, de peetoom was van mijn vader Alexander die in 1910 werd geboren.

Ik zal wat over peetouders vertellen.
Het verschijnsel peetoom en peettante hoort in de rooms-katholieke traditie. Als er een kind werd geboren gingen de ouders op zoek naar een peetoom en een peettante. Dezen spelen een belangrijke rol bij de doop en ze hebben een speciaal plekje in het leven van het kind. Het zijn familieleden of goede vrienden die daarvoor worden gevraagd. Vaak is de peetouder een oom of tante of een van de grootouders van het kind, maar dat hoeft niet; je kunt ook vrienden vragen, mensen buiten de familieband.
Peetouders zijn de getuigen bij de katholieke doop en tijdens de doop beloven ze eigenlijk hun steentje bij te dragen aan de opvoeding van het kind. In mijn familie werd over die rol niet gesproken; die was vanzelfsprekend. Het ging meer om een gevoel van betrokkenheid. Dat was genoeg.
De peetouders werden in het doopregister van de kerk opgenomen en ze werden genoteerd in het trouwboekje van de ouders

Leuk detail is dat mijn opa Jacobus, de broer van Sander de Taaie, ‘de groffe Raaij’ werd genoemd, waarschijnlijk omdat hij een kleine schriele man was.

Deze informatie staat ook al elders op deze website maar ik herhaal het even voor de podcast.
Ik heb de informatie over de bijnaam ‘de groffe Raaij’ uit overlevering. Mijn vader en zijn broers woonden op Calfven bij Ossendrecht en zaten in het dorp op school. Als ze naar huis gingen liepen ze door de Pottenbergen, een bos. Op een slechte dag troffen zij daar een man aan die zich aan een boomtak had verhangen. De man werd blijkbaar door de kinderen Raaijmakers ontdekt. Wat mij is bijgebleven is dat mijn vader vertelde dat er bij de kermis in Ossendrecht een liedje werd gezongen waarvan ik me de volgende woorden herinner: ‘de mannen van de groffe Raai, die zagen al dat gezwier en dat gezwaai’.

Terug naar Sander ‘de Taaie’. Alexander en zijn vrouw Wies exploiteerden een cafe De Gele Koepel op de Ossendrechtseweg.
Zij kochten dat in 1898 en sloopten het om een nieuw huis te bouwen met een cafe erin. De Gele Koepel is een rustig cafeetje; het was geen drukke weg, soms was er wel wat klandizie van mensen die met de tram langs kwamen, aldus Tijding.
Sander en Wies stapten in 1917 over naar cafe In de poelier aan de drukkere Putseweg. Zeven jaren zullen ze de zaak runnen en in 1924 vertrekken Alexander en Wies naar Rotterdam om daar een ‘water- en vuurzaak’ te beginnen. Een fenomeen dat wij nu niet meer kennen.

Het is een winkel waar je – het woord zegt het al – water en vuur kon kopen. Ze waren er vooral in de grotere steden. De mensen kochten daar heet water dat op een vuur werd opgewamrd. Ook haalden mensen in een blikken bus gloeiende/smeulende kooltjes om de eigen kolenkachel aan te maken of om in de stoof te doen voor lekkere warme voeten. Tot halverwege de vorige eeuw kwam er in veel stadswoningen geen warm water uit de kraan. In een teil of emmer kon je dan voor één of twee cent warm water halen bij de water- en vuurwinkel om de was te doen en voor gebruik in huis. Later kon je er ook lampolie kopen. Tot de tweede wereldoorlog was het een gewoon verschijnsel. Daarna kregen steeds meer huizen een betere keuken met petroleum en gas. Eerst gas uit flessen en daarna uit Groningen.

Hier zijn ze: peetoom Sander en Wies.

    foto's: Tijding 2022-3

 

Ik heb over deze ome Sander, peetoom, een podcast gemaakt voor de familie:

De kwartierstaat van mijn vader Sander heb ik aangepast. Die staat bij: Ouders-->Alexander Raaijmakers.

Naar aanleiding van dit water- en vuurverhaal ben ik bezig nog wat dingen uit te zoeken over mijn familie en over Ossendrecht. Als het klaar is maak ik een nieuwe podcast en een nieuwe tekst voor de website.


Louis januari 2023