Dagboek Anselmus

Een van de belangrijkste bronnen voor mij is het document van Anselmus met de daagboekaantekeningen. Het is een wonderlijke geschiedenis, die van zijn dagboek. Al snel na zijn dood in 1986, misschien wat later, begin jaren negentig,  toen mijn moeder Lieske verhuisde, kreeg ik de doos in handen waarin dit document zat. Ik was wel nieuwsgierig en heb het document vertaald. En ook weer opgeborgen met de gedachte: doe ik later wel een keer. Tot in 2015 het boek…..

De vertaling die ik destijds maakte:

Ik ben priester en Nederlander. Elk van de twee feiten geeft een meer dan voldoende reden om de activiteit uit te leggen die mijn verblijf in Via Tasso heeft veroorzaakt, het gaat om de ex-krijgsgevangenen van de geallieerden, een beetje overal verspreid, zonder dak, zonder geld, uitgehongerd, gedwongen zich te verbergen om niet weer gegrepen te worden door de Duitsers.

Ik ben met die activiteit reeds begonnen in de zomer van 1942 in Monreale (prov. Aquila) waar ik toen op vakantie was. Daar vlakbij in Poggio Cancelli, was een krijgsgevangenenkamp geweest en veel andere gevangenen die uit het noorden kwamen passeerden daar op hun weg door de bergen naar de geallieerde linies.

Toen ik in de herfst in Rome terugkwam, ging ik met het werk door, geholpen door goede vrienden. Na kerstmis was alles gemakkelijker vanuit materieel standpunt bezien, want ik had contact gekregen met Mgr. O’Flaherty, en door hem, met de organisatie van Mr. Derry.

 

Begin maart waarschuwde Mgr. O’Flaherty me, dat ik gezocht werd door de SS, waaraan mijn activiteit gesignaleerd was.

Zonder de zaak tragisch te nemen, ging ik rustig met het werk door, bij alles wat voorzichtiger manoeuvrerend, er vooral voor zorgend dat ik geen namen noch adressen bij me droeg die belastend konden zijn.

Ondanks mijn voorzorgsmaatregelen lukte het de SS me te pakken, echter niet voor de 1e mei.

In de namiddag ging ik de ex POW (prisoner of war.  lr) Carel Schwabe die ondergedoken was bij een … bij Via Cavour. Rond half zeven wilde ik er terug heengaan omdat ik er nog twee anderen wilde onderbrengen. Toen ik uit tram 16 stapte bij Piazza S. Maria Maggiore om de bus? (circolare nera) te nemen, kwam een agent van de SS (in burger) bij me lopen (ik heb achteraf geweten dat hij me reeds in de bus en de metro gevolgd was) en vroeg me om mijn papieren.

 

Direct realiseerde ik me de ernst van de situatie, want ik had de agent herkend. Het was dezelfde die me reeds begin maart naar mijn papieren had gevraagd (toen had hij me laten gaan, want mijn identiteitskaart van het Vaticaan had een beetje indruk op hem gemaakt) en die geposteerd had voor ons college (?) enkele dagen eerder.

Deze keer zou hij me niet laten ontsnappen. Maar in elk geval was het nodig hem af te leiden. Dus antwoordde ik hem dat ik graag bereid was hem mijn papieren te laten zien, maar liever op de trappen van de basiliek en niet op het plein om te voorkomen dat de nieuwsgierigheid van voorbijgangers zou worden gewekt.

Natuurlijk begreep de agent direct mijn bedoeling om op buitenterritoriaal grondgebied te komen. Hij gaf me dus opdracht hem te volgen naar het café op de hoek van het plein. Maar ik bewoog me al in de richting van de kerk. Hij van zijn kant probeerde me de andere richting in te duwen. Omdat dat niet lukte, bedreigde hij me met zijn revolver.

Dat gebaar maakte op mij geen enkele indruk, want ik was er zeker van dat hij in een omgeving als het openbare plein geen priester zou neerschieten. Intussen naderde ik de basiliek. Toen ik bijna bij de trappen was aangekomen, gooide hij me op de grond, maar ik lag reeds met mijn rug op de eerste treden van de basiliek, dus op buitenterritoriaal gebied. De ‘Palatijnse garde’ snelde direct toe en hielpen me op te staan terwijl ze tegelijkertijd verhinderden dat de agent me kon volgen. In de basiliek aangekomen kwam ik in de sacristie waar ik mijn papieren toonde aan de commandant van de ‘palatijnse garde’ zodat hij mijn status als priester en geestelijke kon verifiëren, want niemand daarbinnen kende me persoonlijk. Het was bijna 8 uur. Terwijl ik wachtte en de commandant met het Vaticaan belde, begeleidde men mij naar boven naar de ‘gardezaal’(kantoor? Lr). Intussen was de agent van de SS per taxi vertrokken en kwam even later weer terug met collega’s die de basiliek geheel omsingelden. We waren letterlijk belegerd.

 

Na een half uur arriveerde er een kardinaal van het Vaticaan per auto die me adviseerde rustig de nacht door te brengen in ‘S. Maria Maggiore’ omdat niemand me daar iets kon doen. Maar nauwelijks een kwartier na zijn vertrek hoorde men stemmen op de trap en in een vloek en een zucht stond het kantoor van de garde vol met SS-agenten die tot op de tanden bewapend waren.

Omdat ze zagen dat ik weinig aanstalten maakte hen te volgen, gaf de kapitein Kohle een klap met de kolf van zijn mitrailleur op mijn hoofd (van die verwonding heb ik 15 dagen last gehad), greep me bij mijn voeten en trok me over de trap naar de uitgang waar ze me in een auto zetten die za al hadden meegebracht. Via Tasso was niet ver. Mijn aankomst daar creëerde bijna een triomfstemming. Eindelijk hadden ze die vermeende Engelse officier, verkleed als priester, gepakt. Want, op dat moment zagen ze me nog aan voor een Engelse kolonel die zich verkleed had als priester om zo zijn spionagewerk etc. beter te kunnen doen.

Zodra ik binnen was bracht men me naar het bureau van kapitein Schütz over wie ik via radio Lourdes had horen praten als de ‘koning van de Via Tasso’ omdat hij zo wreed was.

Nadat ik behoorlijk hard geslagen was door majoor…., die de indruk wekte al zijn woede tegen de Engelsen en tegen priesters te willen botvieren op mij (hij zei onder andere tegen mij ‘het zou niet nodig zijn je te ondervragen, het is genoeg om je zo gekleed te zien om te weten dat je een ploert bent’).

Ik werd volledig gefouilleerd. De naden van mijn habijt, het stiksel van mijn schoenen. Ze sneden alles los en onderzochten alles, zonder iets te vinden natuurlijk.

 

Terwijl ze me laag na laag uitkleedden, meende de meest eenvoudige soldaat me te moeten slaan, want hun majoor had hun het voorbeeld gegeven. Na het onderzoek dat ongeveer een goed uur duurde (ze hadden me zelfs geen zakdoek laten houden) brachten ze me naar cel 17, waar ze me op de grond gooiden nadat ze mijn handen hadden vastgebonden (achter op mijn rug, met ijzeren handboeien) en mijn voeten. De cel was drie meter lang en 1.50 meter breed. Het hele meubilair bestond uit een plank om op te slapen (waarop je je kon uitstrekken) en in de hoek een kleine kom om uit te eten (normaal gaf men de gevangenen ’s middags soep en brood. Dat was voor 24 uur).

De volgende ochtend, tegen half acht ging de deur open en maarschalk Meyer (of Mayer) commandeerde me op te staan. Ik liet hem merken dat dat onmogelijk was omdat mijn handen en voeten gebonden waren. ‘Ik zal je wel even helpen’ zei hij en greep me bij mijn haar en trok me overeind. Nadat hij vervolgens mijn voeten had bevrijd, begeleidde hij me naar de verhoorkamer beneden. Degene die me verhoort is kapitein Wolf.

Allereerst een lange discussie over mijn naam die volgens hen geen Nederlandse kan zijn maar die Engels moet zijn. Ergens tussendoor hoor ik Nederlands spreken. Het is de enige dame die spreekt. Ze vertelt me dast ze nog nooit die naam in Nederland had gehoord. Ik antwoord dat ze kunnen informeren in mijn geboortedorp waar zeven gezinnen met die naam zijn.

Vervolgens ontkennen ze het feit dat ik priester ben. Alles bij elkaar willen ze me, met overtuigen of met vuistslagen, laten zeggen dat ik een Engelse officier ben en spion.

In de namiddag gaat de ondervraging door, op dezelfde manier. Ze proberen me tevergeefs te pakken op tegenstrijdigheden.

3 mei. Andere verhoren, met minder vuistslagen.

Dan komen ze op de vraag over de geallieerde ex-gevangenen. Ik merk op dat ze goed op de hoogte zijn van mijn activiteit. Ik voeg er trouwens resoluut aan toe: Ik antwoord helemaal niet want voor een mens zonder onderkomen, zonder kleren en uitgehongerd heeft de christelijke en religieuze naastenliefde het recht zich te verheffen boven alle andere afwegingen en te helpen. En ik ben er zeker van dat op de dag dat u zich in dezelfde situatie zult bevinden, u blij zult zijn een priester te ontmoeten die bereid is u te helpen. Ze antwoordden hard en ongenadig en kapitein Wolf voegt eraan toe: ‘ik ben er zeker van dat u het niet zou doen’. Trouwens, in principe begrijpen wij heel goed dat jullie andersdenkenden, priesters en lieden van het Vaticaan, ons tegenwerken want jullie weten goed dat als wij winnen, als onze ideeën overwinnen, het afgelopen is met jullie en jullie kerk. Je kunt niet een goede Duitser en een goed katholiek zijn.

Vervolgens ondervragen ze me over de collaborateurs van de organisatie, etc. De moeilijkheid is te weten te komen tot welk punt zij reeds geïnformeerd zijn. Maar ik heb de tactiek begrepen. Zelfs als zij al weten wat ze vragen, kun je desondanks alles ontkennen of de onschuld spelen, want nadat ze je flink geslagen hebben, zeggen ze dat ze het al wisten. Het volstaat om je hoofd heel te houden en de slagen te trotseren. Trouwens, de slagen doen je pijn tot op zekere hoogte, want na de eerste harde slagen raak je min of meer verdoofd.

3 mei. Kapitein Wolf verandert van tactiek en probeert meer resultaat te bereiken door me vriendelijk te behandelen. Midden in het verhoor belt men hem op. Hij richt zich op, hij moet vertrekken naar de stad. Hij zegt me met hem naar beneden te gaan naar een auto. Hij heeft me van de handboeien verlost, ze geven me een burger overjas over de religieuze habijt en we vertrekken. In een straat waar ik nooit ben geweest stoppen ze. Kapitein Wolf stapt uit met de andere die hem vergezelt en ze gaan te voet verder. Ik blijf achter met de chauffeur die Italiaans is en die me zelfs een sigaret aanbiedt. Een kwartier verstrijkt. In een plotselinge beweging open ik het portier en spring uit de auto. Drie revolverschoten en de chauffeur staat voor me, het wapen in de hand. Ik geef me over, ik stap terug in de auto en vraag de chauffeur niets tegen kapitein Wolf te zeggen.  Dat belooft hij me. Na een half uur komen de twee terug en we vertrekken naar Via Tasso. Ze brengen me direct naar het bureau van Wolf, terwijl deze zelf even in de auto blijft. Als hij weer bij me komt, is hij wit van woede en begint hard op me in te beuken op mijn hoofd, mijn gezicht, op mijn schouders, op mijn rug. Hij is buiten zinnen. De chauffeur heeft hem alles verteld. Ze brengen me terug naar de cel a coup de pieds. Even later, komt Wolf bij me met de majoor die zegt nadat hij me flink heeft geslagen: ‘als je erin slaagt je op te hangen, doe het, want wat je te wachten staat is veel afschuwelijker’. Later komt maarschalk Meyer. Hij speelt met zijn revolver voor me maar stopt hem terug in zijn zak en zegt: Dat zou een te zachte dood voor je zijn. Jij moet behandeld worden met karwatsslagen (?) Ik kom je drie keer per dag liefkozen. Dat heeft hij trouw gedaan., tot aan de dag dat hij met verlof is gegaan, een week later.

4 mei. Die nacht hebben ze me een celmaat gebracht, luitenant Francesco Romani. Vandaag, geen ondervraging.

9 mei. Ze hebben me verschillende dagen met rust gelaten. Gisteravond alleen heeft Wolf me geconfronteerd met meerdere slavische officieren. Geen van hen kende mij en ik ken er ook geen.

12 mei. Wolf heeft me weer bij zich geroepen. Hij toont zich heel vriendelijk. Hij zegt dat hij linnengoed van bij mij thuis zal laten komen en dat ze me ook brood zullen sturen. Vervolgens zet hij me voor een kleine tekening, ci-joint. Ik moet opschrijven wat ik van iedere weet. Na twee …. Heb ik nog geen regel geschreven. Ze hebben me geslagen, maar ik heb stug volgehouden dat ik niets wist. Ze zijn gestopt en geloofden me.

20 mei. Het linnengoed komt nu elke week aan, maar het brood zie ik niet. Het blijkt dat de werknemers beneden, die de pakketten openen, ze zelf opeten. Wolf is naar Duitsland vertrokken hebben ze me verteld. Niemand bekommert zich nog om mij. Een zekere verwarring is er te constateren. Men heeft me in burgerkleding gekleed en ik ben niet meer geslagen. Ik ben een willekeurig nummer. Ze hebben ons gisteren in cel 25 gestopt, die iets groter is.

3 juni ’s avonds. We vertrekken per autobus naar Duitsland, allen als ‘vrijwillige arbeiders’.

 

p.Ant.Anselmo Musters

Later nog door Google Translate gehaald voor een Duitse vertaling.

Ich bin Priester und Holländer. Jede der beiden Tatsachen gibt mehr als genug Anlass, um die Aktivität zu erklären, die meinen Aufenthalt in der Via Tasso verursacht hat, den ehemaligen Kriegsgefangenen der Alliierten, die überall ein wenig verstreut sind, ohne Dach, ohne Geld, verhungert, gezwungen, sich zu verstecken, um nicht wieder von den Deutschen erwischt zu werden.

Ich habe diese Aktivität bereits im Sommer 1942 in Monreale (Provinz Aquila) begonnen, wo ich damals im Urlaub war. In der Nähe von Poggio Cancelli hatte es ein Kriegsgefangenenlager gegeben, und viele andere Gefangene, die aus dem Norden kamen, kamen dort auf ihrem Weg durch die Berge zu den alliierten Linien vorbei.

Als ich im Herbst nach Rom zurückkehrte, setzte ich die Arbeit mit Hilfe guter Freunde fort. Nach Weihnachten war alles materiell einfacher, weil ich mit Mgr. O’Flaherty und durch ihn mit der Organisation von Mr. Derry.

 

Anfang März hat Mgr. Oh, ich freue mich, dass ich von der SS gesucht wurde, der meine Aktivität signalisiert wurde.

Ohne die Angelegenheit auf tragische Weise anzunehmen, setzte ich die Arbeit ruhig fort, wobei ich alles vorsichtiger handhabte und insbesondere darauf achtete, dass ich keine belastenden Namen oder Adressen mitbrachte.

Trotz meiner Vorkehrungen gelang es der SS, mich zu erwischen, jedoch nicht vor dem 1. Mai.

Am Nachmittag ging ich zu dem ehemaligen Kriegsgefangenen Carel Schwabe, der sich in einer … Straße in der Via Cavour versteckte. Gegen halb sieben wollte ich zurück, weil ich noch zwei mehr unterbringen wollte. Als ich an der Piazza S. Maria Maggiore aus der Straßenbahn 16 ausstieg, um den Bus zu nehmen? (circolare nera), ein SS-Offizier (Zivilist) kam zu mir (ich wusste später, dass er mir bereits im Bus und in der U-Bahn gefolgt war) und bat mich um meine Papiere.

 

Ich erkannte sofort den Ernst der Lage, weil ich den Agenten erkannt hatte. Es war derselbe, der mich schon Anfang März nach meinen Papieren gefragt hatte (dann hatte er mich gehen lassen, weil ihn mein Ausweis aus dem Vatikan ein wenig beeindruckt hatte) und der ihn ein paar Tage zuvor für unseren Vortrag gepostet hatte.

Diesmal ließ er mich nicht entkommen. Aber es war auf jeden Fall notwendig, ihn abzulenken. Also antwortete ich ihm, dass ich ihm gerne meine Papiere zeigen würde, sondern auf den Stufen der Basilika und nicht auf dem Platz, um die Neugier der Passanten zu wecken.

Natürlich verstand der Agent sofort meine Absicht, außerhalb des Territoriums einzureisen. Also befahl er mir, ihm in das Café an der Ecke des Platzes zu folgen. Aber ich ging schon auf die Kirche zu. Er seinerseits versuchte mich in die andere Richtung zu drängen. Weil er keinen Erfolg hatte, drohte er mir mit seinem Revolver.

Diese Geste beeindruckte mich nicht, da ich mir sicher war, dass er in einer Umgebung wie dem öffentlichen Platz keinen Priester erschießen würde. In der Zwischenzeit näherte ich mich der Basilika. Als ich fast die Treppe erreicht hatte, warf er mich auf den Boden, aber ich lag schon mit dem Rücken auf den ersten Stufen der Basilika, das heißt auf den Territorien. Die “Pfälzer Wache” eilte sofort und half mir aufzustehen, während sie gleichzeitig den Agenten daran hinderte, mir zu folgen. Als ich in der Basilika ankam, betrat ich die Sakristei, wo ich dem Kommandeur der “Pfälzerwache” meine Papiere zeigte, damit er meinen Status als Priester und Geistlicher überprüfen konnte, da mich dort niemand persönlich kannte. Es war fast acht Uhr. Während ich wartete und der Kommandeur den Vatikan anrief, begleiteten sie mich die Treppe hinauf in den “Wachraum” (Büro? Lr). In der Zwischenzeit war der SS-Agent mit dem Taxi abgereist und einige Augenblicke später mit Kollegen zurückgekehrt, die die Basilika vollständig umzingelt hatten. Wir wurden buchstäblich belagert.

 

Nach einer halben Stunde kam ein Kardinal aus dem Vatikan mit dem Auto, der mir riet, die Nacht in “S” zu verbringen. Maria Maggiore “, weil mir dort niemand etwas antun konnte. Aber kaum fünfzehn Minuten nach seiner Abreise waren Stimmen auf der Treppe zu hören, und in einem Fluch und einem Seufzer war das Büro des Wächters voll von SS-Offizieren, die bis an die Zähne bewaffnet waren.

Als ich merkte, dass ich nicht sehr geneigt war, ihnen zu folgen, schlug mir Kapitän Kohle mit dem Kolben seines Maschinengewehrs auf den Kopf (15 Tage lang hatte ich diese Verletzung), packte mich an den Füßen und zog mich die Treppe hinauf bis zum Ausgang, wo sie mich in ein Auto steckten, das Sat schon mitgebracht hatte. Via Tasso war nicht weit. Meine Ankunft dort hätte fast eine Siegesstimmung ausgelöst. Sie hatten endlich den angeblichen englischen Offizier gefasst, der als Priester verkleidet war. Weil sie mich damals noch nach einem englischen Oberst gesucht hatten, der sich als Priester verkleidet hatte, um seine Spionagearbeit besser zu machen usw.

Sobald ich drinnen war, brachten sie mich zu Captain Schütz ‘Büro, von dem ich Lourdes als “König der Via Tasso” über Radio sprechen hörte.

 

Nach einer halben Stunde kam ein Kardinal aus dem Vatikan mit dem Auto, der mir riet, die Nacht in “S” zu verbringen. Maria Maggiore “, weil mir dort niemand etwas antun konnte. Aber kaum fünfzehn Minuten nach seiner Abreise waren Stimmen auf der Treppe zu hören, und in einem Fluch und einem Seufzer war das Büro des Wächters voll von SS-Offizieren, die bis an die Zähne bewaffnet waren.

Als ich merkte, dass ich nicht sehr geneigt war, ihnen zu folgen, schlug mir Kapitän Kohle mit dem Kolben seines Maschinengewehrs auf den Kopf (15 Tage lang hatte ich diese Verletzung), packte mich an den Füßen und zog mich die Treppe hinauf bis zum Ausgang, wo sie mich in ein Auto steckten, das Sat schon mitgebracht hatte. Via Tasso war nicht weit. Meine Ankunft dort hätte fast eine Siegesstimmung ausgelöst. Sie hatten endlich den angeblichen englischen Offizier gefasst, der als Priester verkleidet war. Weil sie mich damals noch nach einem englischen Oberst gesucht hatten, der sich als Priester verkleidet hatte, um seine Spionagearbeit besser zu machen usw.

Sobald ich drinnen war, brachten sie mich zu Captain Schütz ‘Büro, von dem ich Lourdes als “König der Via Tasso” über Radio sprechen hörte, weil er so grausam war.

Nachdem ich von Major … ziemlich hart geschlagen worden war, der den Eindruck erweckte, all seinen Zorn gegen die Engländer und gegen Priester auf mich ausüben zu wollen (er sagte mir unter anderem: “Es wäre nicht nötig, dich zu befragen, es ist genug, dich zu befragen.” um dich so gekleidet zu sehen, um zu wissen, dass du ein Pflug bist ‘).

Ich wurde komplett durchsucht. Die Nähte meiner Gewohnheit, die Nähte meiner Schuhe. Sie schnitten alles los und untersuchten alles, ohne natürlich etwas zu finden.

 

Während sie mich Schicht für Schicht auszogen, dachte der einfachste Soldat, er müsse mich schlagen, weil ihr Major ihnen das Beispiel gegeben hatte. Nach der Untersuchung, die ungefähr eine Stunde dauerte (sie ließen mich nicht einmal ein Taschentuch halten), brachten sie mich in Zelle 17, wo sie mich auf den Boden warfen, nachdem sie meine Hände gebunden hatten (auf meinem Rücken, mit eisernen Handschellen) und meine Füße. Die Zelle war drei Meter lang und 1,50 Meter breit. Das gesamte Mobiliar bestand aus einem Regal zum Schlafen (auf dem man sich ausstrecken konnte) und einer kleinen Schüssel in der Ecke zum Essen (normalerweise bekamen die Gefangenen nachmittags Suppe und Brot. Das war für 24 Stunden).

Am nächsten Morgen, gegen halb acht, öffnete sich die Tür und Marschall Meyer (oder Mayer) befahl mir aufzustehen. Ich zeigte ihm, dass das unmöglich war, weil meine Hände und Füße gefesselt waren. “Ich werde dir helfen”, sagte er, packte meine Haare und zog mich hoch. Nachdem er meine Füße befreit hatte, führte er mich in den Verhörraum im Erdgeschoss. Derjenige, der mich verhört, ist Captain Wolf.

Zuallererst eine lange Diskussion über meinen Namen, von dem man sagt, dass er nicht niederländisch sein kann, sondern englisch. Zwischendurch höre ich Niederländisch. Es ist die einzige Frau, die spricht. Sie erzählt mir, dass sie diesen Namen in den Niederlanden noch nie gehört habe. Ich antworte, dass sie in meinem Heimatdorf mitteilen können, wo es sieben Familien mit diesem Namen gibt.

Dann bestreiten sie die Tatsache, dass ich Priester bin. Alles in allem wollen sie, dass ich mit Überzeugung oder Schlägen ein englischer Offizier und ein Spion bin.

Am Nachmittag wird das Verhör auf die gleiche Weise fortgesetzt. Sie versuchen mich wegen Widersprüchen vergeblich zu erwischen.

  1. Mai Andere Verhöre mit weniger Schlägen.

Dann kommen sie zu der Frage nach den alliierten ehemaligen Gefangenen. Ich bemerke, dass sie sich meiner Tätigkeit bewusst sind. Übrigens füge ich entscheidend hinzu: Ich antworte überhaupt nicht, denn für eine Person ohne Unterkunft, ohne Kleidung und Hunger hat die christliche und religiöse Nächstenliebe das Recht, sich über alle anderen Überlegungen zu erheben und zu helfen. Und ich bin mir sicher, dass Sie an dem Tag, an dem Sie sich in derselben Situation befinden, glücklich sein werden, einen Priester zu treffen, der bereit ist, Ihnen zu helfen. Sie antworteten hart und gnadenlos, und Kapitän Wolf fügte hinzu: “Ich bin sicher, Sie würden es nicht tun.” Im Prinzip verstehen wir übrigens sehr gut, dass Sie als Denker, Priester und Menschen im Vatikan gegen uns arbeiten, weil Sie genau wissen, dass wenn wir gewinnen und unsere Ideen überwinden, es mit Ihnen und Ihrer Kirche vorbei sein wird. Sie können kein guter Deutscher und kein guter Katholik sein.

Sie fragen mich dann nach den Mitarbeitern der Organisation usw. Die Schwierigkeit besteht darin, herauszufinden, bis zu welchem ​​Punkt sie bereits informiert wurden. Aber ich habe die Taktik verstanden. Selbst wenn sie bereits wissen, wonach sie fragen, können Sie dennoch alles leugnen oder die Unschuld spielen, denn nachdem sie Sie verprügelt haben, sagen sie, dass sie es bereits gewusst haben. Alles, was Sie tun müssen, ist, den Kopf ganz zu halten und sich den Schlägen zu stellen. Übrigens, die Stöße tun einem ein wenig weh, denn nach den ersten harten Stößen wird man mehr oder weniger taub.

  1. Mai Kapitän Wolf ändert die Taktik und versucht durch mich mehr Ergebnisse zu erzielen
  2. Mai Kapitän Wolf ändert seine Taktik und versucht, mehr Ergebnisse zu erzielen, indem er mich freundlich behandelt. Die Leute rufen ihn mitten im Verhör an. Er konzentriert sich, er muss in die Stadt gehen. Er sagt, ich soll mit ihm zu einem Auto fahren. Er hat mich von den Handschellen befreit, sie geben mir einen Zivilmantel über die religiöse Gewohnheit und wir gehen. Sie halten in einer Straße an, in der ich noch nie gewesen bin. Kapitän Wolf steigt mit den anderen aus, die ihn begleiten, und sie gehen zu Fuß weiter. Ich werde mit dem Fahrer zurückgelassen, der Italiener ist und mir sogar eine Zigarette anbietet. Eine Viertelstunde vergeht. In einer plötzlichen Bewegung öffne ich die Tür und springe aus dem Auto. Drei Schüsse und der Fahrer steht vor mir, die Waffe in der Hand. Ich kapituliere, setze mich wieder ins Auto und fordere den Fahrer auf, Captain Wolf nichts zu sagen. Das verspricht er mir. Nach einer halben Stunde kommen die beiden zurück und wir fahren zur Via Tasso. Sie bringen mich direkt zu Wolfs Schreibtisch, während er eine Weile im Auto bleibt. Als er wieder zu mir kommt, ist er weiß vor Wut und beginnt hart auf meinen Kopf, mein Gesicht, meine Schultern und meinen Rücken zu pochen. Er ist verrückt nach dir. Der Fahrer hat ihm alles erzählt. Sie bringen mich zurück zur Feier des Staatsstreichs. Einen Moment später kommt Wolf mit dem Major zu mir, der sagt, nachdem er mich verprügelt hat: “Wenn Sie es schaffen, sich zu erhängen, tun Sie es, denn was Sie erwartet, ist viel schrecklicher.” Marschall Meyer wird später kommen. Er spielt mit seinem Revolver vor mir, steckt ihn aber wieder in die Tasche und sagt: Das wäre ein zu weicher Tod für dich. Du musst mit Karwatschlachten behandelt werden (?) Ich komme, um dich dreimal am Tag zu streicheln. Das tat er treu, bis zu dem Tag, an dem er eine Woche später in Urlaub ging.
  3. Mai. Sie brachten mir in dieser Nacht einen Zellengenossen, Leutnant Francesco Romani. Heute kein Verhör.
  4. Mai. Sie ließen mich mehrere Tage allein. Allein letzte Nacht hat Wolf mich mit mehreren slawischen Offizieren konfrontiert. Keiner von ihnen kannte mich und ich kenne keinen.
  5. Mai. Wolf hat mich wieder angerufen. Er ist sehr freundlich Er sagt, dass er Wäsche aus meinem Haus schicken wird und dass sie mir auch Brot schicken werden. Dann stellt er mich vor eine kleine Zeichnung, CI-Joint. Ich muss aufschreiben, was ich über jeden weiß. Nach zwei …. Ich habe noch keine Regel geschrieben. Sie schlugen mich, aber ich behauptete fest, dass ich nichts wusste. Sie hielten an und glaubten mir.
  6. Mai. Die Wäsche kommt jetzt jede Woche an, aber ich sehe das Brot nicht. Es scheint, dass die Mitarbeiter unten, die die Pakete öffnen, sie selbst essen. Wolf ist nach Deutschland gegangen, sagten sie mir. Niemand kümmert sich mehr um mich. Eine gewisse Verwirrung ist zu beobachten. Ich war in Zivil gekleidet und wurde nicht mehr geschlagen. Ich bin eine Zufallszahl. Sie haben uns gestern in die Zelle 25 gesteckt, die etwas größer ist.
  7. Juni abends. Wir fahren mit dem Bus nach Deutschland, alle als “freiwillige Helfer”.

 

p.Ant.Anselmo Musters